Categorieën
Content

Zes taalblunders die je wilt vermijden

Schrijven, dat is toch niet zo moeilijk? Vergis je niet, schrijven is voor de meeste mensen helemaal niet zo eenvoudig. Dat komt voor een deel doordat Nederlands simpelweg niet zo’n eenvoudige taal is. Er zijn nu eenmaal veel woorden die je fout kunt spellen en een hoop constructies waarbij je de mist in kunt gaan. Soms biedt de spelcheck uitkomst, maar lang niet altijd. Zes voorbeelden van blunders die je wilt vermijden.

1. Doe de spel check!

Spel check? Nee!!! Spelcheck natuurlijk. Je ziet heel vaak dat woorden los worden geschreven, terwijl ze eigenlijk aan elkaar horen. Dat komt door de invloed van het Engels. In het Engels spel je het woord spelcheck wel als twee losse woorden: spell check. Maar dan schrijf je ‘spell’ met dubbel el. Eigenlijk is het woord spellingcontrole mooier, want Nederlandser. Schrijf het dan wel als één woord. De spelcheck haalt deze fouten er trouwens vaak wel uit. Doe dus de spelcheck.

2. Echter is dit fout

Ja, heel fout. Maar dat zien veel mensen niet. Het woordje ‘echter’ kun je gebruiken om het woord ‘maar’ te vervangen, en om chiquer te klinken. Echter, als je het verkeerd gebruikt, klinkt het niet zo chic. Je kunt alleen een zin beginnen met ‘echter’ als direct daarna een komma volgt en daarna het onderwerp van de zin. Dus:

Echter, het schrijven viel hem nogal tegen.

Als je ‘echter’ op een andere plaats in de zin wilt gebruiken, moet dat zo:

Het schrijven viel hem echter nogal tegen.

Echter blijven de meeste mensen dit consequent verkeerd doen 😉 Maar dan moeten ze maar voor ‘maar’ kiezen.

3. Ik besef me niet dat dit fout is

Aaaargh! Realiseer je je wel dat je je nooit iets kunt beseffen? Je beseft iets, of je realiseert je iets. Als je dat beseft, realiseer je je dat je dit nooit meer fout hoeft te doen. Echter beseffen de meeste mensen zich dit niet 😉

4. Hun kunnen toch prima schrijven?

Het lijkt zo simpel, maar ook in de spreektaal gaan veel mensen hier al de mist in. Hun kan nooit het woordje ‘zij’ vervangen. Je kunt dus nooit ‘Hun hebben’ zeggen, het moet ‘zij hebben’ zijn. Onthoud: ‘hun’ is alleen meewerkend voorwerp of bezittelijk voornaamwoord, dus:

Ik heb hun dat boek gegeven.

Dat is hun boek.

Kan een zin dan nooit beginnen met het woordje ‘hun’? Alleen als het zijn functie als meewerkend voorwerp bezittelijk voornaamwoord houdt. Dus:

Hun is dat boek gegeven.

Hun boek ligt op tafel.

Hun blijven dit toch vaak fout doen, maar jij vanaf nu niet meer!

5. Zij schrijft beter als ik

Een klassieke fout, maar lastig uit te roeien. Zij schrijft beter dan ik, moet het natuurlijk zijn. Hier is sprake van een germanisme: een barbarisme dat aan het Duits is ontleend. ‘Sie schreibt besser als ich’ is prima Duits. Maar helaas geen prima Nederlands. Ach, het kan altijd nog fouter: ‘Zij schrijft beter als mij.’ Niet doen.

6. Ik vindt dat ik best goed kan schrijven

Ik ook! Maar dan zonder dt. De spelcheck haalt deze fout er niet uit, want ‘hij vindt’ is wel correct. Dus hierbij nog maar eens het rijtje:

Ik vind

Jij vindt / vind jij

Hij vindt

Vervang constructies met een dt-woord met het woord lopen: jij loopt / loop jij. Zo hoor je waar een t zit, en waar je die dus ook moet schrijven.